Deze site is een initiatief van de Nederlandse industrie.

De clusterregisseurs aan het woord. Barbara Huneman, Cluster 6.

De zes industriële clusters in Nederland staan voor een grote verduurzamingsopgave. Om ze daarbij te ondersteunen is eind 2023 door de toenmalige minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens in elk cluster een regisseur aangesteld. In deze serie vertellen deze clusterregisseurs over zichzelf, hun werk en hun doelen.  Waar staat het cluster op de groene ladder? Dit keer: Barbara Huneman van Cluster6.

Vertel eens, wat doet een clusterregisseur precies?

‘Het is mijn taak om de knelpunten bij de verduurzaming van de bedrijven in ons cluster te agenderen. Soms liggen die bij de overheid, soms bij het bedrijfsleven en soms bij de netbeheerders. Nog steeds zijn dit verschillende werelden, met een eigen cultuur, tradities en taal. Ik wil die werelden aan elkaar verbinden en zorgen dat de mensen elkaar begrijpen. Door mijn onafhankelijkheid sta ik boven de belangen van alle partijen en kan ik iedereen aanspreken.’

Waarom heeft de minister u benoemd, denkt u?

‘Ik weet veel van de industrie én ik snap hoe het werkt bij de overheid. Na mijn studie energie- en milieuwetenschappen werkte ik lang bij de provincie Groningen, onder meer als bestuursadviseur. Later heb ik mijn MBA gehaald en ging ik aan de slag bij chemieconcern AkzoNobel en aardappelzetmeelproducent Royal Avebe. Bij beide bedrijven was ik onder andere verantwoordelijk voor het energieportfolio. Via Royal Avebe kwam ik in aanraking met de FNLI, een van de twaalf brancheorganisaties achter het zesde cluster. Het regisseurschap sluit ook goed aan bij mijn eerdere rol bij het cluster als medevoorzitter en kwartiermaker: partijen verbinden, transparantie creëren en knelpunten op tafel krijgen.’

Jullie cluster is een beetje een vreemde eend in de bijt, toch?

‘De vijf overige industrieclusters zijn geconcentreerd in één regio. Ons cluster daarentegen omvat honderden productielocaties die verspreid zijn over heel Nederland. Het zijn onder meer glas-, kunststof-, keramiek-, papier- en voedingsmiddelenfabrikanten, chemische bedrijven, datacenters, offshore bedrijven en ondernemingen die zich richten op hergebruik van afval. Samen zijn zij goed voor een jaaromzet van 125 miljard euro en er werken circa 210.000 mensen.

De geografische spreiding compliceert ons werk. Ten eerste omdat we te maken hebben met netbeheerders en gemeenten in twaalf provincies. Ten tweede omdat het voor onze bedrijven een stuk ingewikkelder is om de energietransitie door te voeren. Stel dat je als papierfabriek in een stad om stroom moet concurreren met een nieuw te bouwen woonwijk, een ziekenhuis en een school. Dat is niet te vergelijken met bedrijven in een industrieel complex die na de bouw van een 380 kV-station in één keer gezamenlijk kunnen elektrificeren.’

Op welke sport van de groene ladder staan jullie?

‘Halverwege. Ons cluster bestaat uit bedrijven die net beginnen na te denken over hun verduurzamingsstrategie, bedrijven die al klaar zijn en alles ertussenin. Ik ben trots op de stappen die we tot nu toe hebben gezet, dat we inmiddels met alle partijen aan tafel zitten en goed met elkaar in gesprek zijn. Maar het stokt wel; je zou kunnen zeggen dat het echte transitiewerk nu begint.

Waterstof is voor ons cluster voorlopig geen optie. Dat leidingennetwerk wordt namelijk eerst aangelegd naar de vijf regionale industrieclusters. Rond aftakkingen naar de andere delen van het land zijn er nog veel onduidelijkheden, zoals de rol van de regionale netbeheerders. Het gros van onze bedrijven kiest dus voor elektrificatie. De netbeheerders missen echter de menskracht en de middelen om het stroomnet uit te breiden. Er zijn lange wachtlijsten en men kan geen duidelijkheid geven over wanneer bedrijven aan bod komen.

Dit is funest voor de verduurzamingsplannen van bedrijven. Zij gaan pas miljoenen investeren in nieuwe systemen als ze weten wannéér ze een netaansluiting of extra capaciteit krijgen. Bovendien hebben ze bepaalde investeringscycli. Het komt voor dat een bedrijf door het gebrek aan stroom z’n oude gasketels nu niet kan vervangen door elektrische alternatieven. Dan moet het noodgedwongen weer gasketels aanschaffen en pas als die aan het einde van hun levensduur zijn, komen er e-boilers, warmtepompen of elektrische ovens. Doodzonde.’

Wat kunt u in uw rol als regisseur hieraan doen?

‘Met de netbeheerders bespreek ik of een soort ‘transitiepadenaanpak’ mogelijk is: de wachtlijsten transparanter maken en in de tijd afspraken maken met hun klanten. Het is belangrijk dat er afspraken tot stand komen waaraan netbeheerder én bedrijf zich committeren. Duidelijkheid gaat boven alles – ook al is de boodschap dat een elektriciteits- of waterstofaansluiting er pas komt in 2029 of in 2035.

Daarnaast praat ik met de netbeheerders over een meer regionale werkwijze. Is het bijvoorbeeld een optie om individuele aanvragen te bundelen en een voorziening te treffen voor meerdere bedrijven? Dat vraagt overzicht en een inhoudelijke analyse van de aanvragen. Ik denk dat zij er zelf ook baat bij hebben als ze hun klanten beter snappen, weten wat de bedrijfsbelangen zijn en hoe de industrie omgaat met investeringsbeslissingen.

Verder kijk ik wat bedrijven zelf kunnen doen. De capaciteit van een aansluiting delen met de buren bijvoorbeeld, zelf of gezamenlijk energie opwekken of hun productie aanpassen aan de beschikbare capaciteit. Hoewel dat laatste maar tot op zekere hoogte kan natuurlijk, want flexibiliteit heeft een grens. Het is ook nieuw voor bedrijven om vertrouwelijke gegevens te delen en misschien enigszins afhankelijk te worden. Daar moeten ze aan wennen.’

Wat is er nodig van de overheid?

‘Om de energietransitie te stimuleren, zijn de energiebelastingen enorm verhoogd. Tegelijk moeten ETS-bedrijven die hun CO2-reductiedoelstellingen niet halen, extra heffingen betalen. Dat is onrechtvaardig als je buiten jouw schuld je geplande investeringen moet uitstellen. Als je later dan je zelf had gewild de doelen haalt, dan moet je toch niet worden bestraft? Daarom vind ik dat het kabinet met flankerend beleid moet komen voor bedrijven die in deze situatie zitten.’

Waar ligt u wakker van?

‘Ons cluster kent zoveel mooie bedrijven die vooroplopen bij de verduurzaming, maar nu de laatste stappen niet kunnen zetten. Dat raakt me. Als investeringen niet planbaar zijn, dan wordt er op den duur niet meer geïnvesteerd in Nederland. Het risico is dan dat bedrijven uiteindelijk hier weggaan. Dat moeten we niet laten gebeuren. Een innovatieve, duurzame en sterke maakindustrie is onmisbaar voor ons land. Deze bedrijven dragen bij aan ons verdienvermogen, de werkgelegenheid, de leefbaarheid in de regio én aan het halen van de klimaat- en circulariteitsdoelen.’

De clusterregisseurs aan het woord. Barbara Huneman, Cluster 6.